Jacobus Richardus (Jaap) Callenbach
1904 – 1975 (5.2.4), concertpianist en pianopedagoog
door Gégé Callenbach

Inleiding
Jaap Callenbach wordt in Rotterdam geboren. Hij is de zoon van Dr. J.R. (Koos) Callenbach (1862 – 1945) en Quirine Callenbach-van Gheel Gildemeester (1868 – 1955). Zijn vader is vanaf 1901 tot 1936, wanneer hij met emeritaat gaat, predikant in de Laurenskerk te Rotterdam.

Jaap is hoofddocent piano geweest aan de conservatoria van Rotterdam (vanaf 1935), Tilburg, Amsterdam, Utrecht en Arnhem. Niet van Den Haag zoals nu vermeld wordt op de website van callenbach-meerburg.nl.
Van Jaaps leven zijn in het familiearchief bronnen bewaard gebleven van zijn muzikale leven. Er is geen informatie gevonden over zijn jeugd en middelaresschoolloopbaan. Het is niet bekend hoe zijn ouders omgingen met zijn onmiskenbaar muzikale talent en met zijn keuze ‘kunstenaar’ te worden.
Jaap is getrouwd geweest met Anneke Van Aken (1922 – 2002). Ze hebben geen kinderen gekregen.

Door een gelukkige omstandigheid heb ik kunnen spreken met een oud-leerling van mijn achterneef, waardoor die ook als mens een beetje herkenbaarder is geworden. Deze Jan van Dijk [1] heeft hem gekend als levenskunstenaar, een romanticus die moeite had met burgerlijke beperkingen. Hij beschrijft Jaap als iemand die in het sociale verkeer een eigen rol speelde, die meedeed maar zich meer beschouwend opstelde. Jaap was volgens hem geen theoreticus of componist, maar wel een analyticus. Die eigenschap kwam hem als uitvoerend kunstenaar ten goede.

De opleidingsjaren tot begin jaren dertig
Jaap Callenbach krijgt zijn opleiding tot pianist en pedagoog aan de Muziekschool van de Maatschappij ter Bevordering van de Toonkunst te Rotterdam, de voorloper van het Rotterdams Conservatorium. Hij behaalt hier in 1925 ‘met lof’ het Toonkunst Diploma.
Jaap heeft eind jaren twintig, begin jaren dertig in Parijs gestudeerd. Volgens Van Dijk kan Jaap dat doen dankzij zijn bemiddelde afkomst. Parijs is dan Europees cultuurcentrum voor literatuur, beeldende kunst, muziek. Hier leven en werken de componisten Honneger, Gershwin, Milhaud, Ravel; een schrijver als Hemmingway; de schilder Chagall en de artiesten Maurice Chevalier en Mistinguette.
Zijn docent in Parijs is Marcel Ciampi, dé vertegenwoordiger in die tijd van het ‘jeu perlé’ (parelend pianospel).
Jaap heeft, zo vertelt Jan van Dijk, ook gestudeerd in Frankfurt, bij Karl Leimer, een bekende pianopedagoog en auteur van Das Moderne Klavierspiel.

Uit aanbevelingsbrieven uit 1928/’29 blijkt dat hij wordt gewaardeerd als musicus en ook waarom. Karel Textor, bij wie Jaap pianomethodiek studeert, verklaart (brief van 29.05.1928): “[…]  dat de Hr. Jaap Callenbach […] een pianist [is]  van groote begaafdheid, muzikaliteit en intelligentie, en bovendien […] als paedagoog uitnemende kwaliteiten [bezit].”
Marcel Ciampi te Parijs (brief 30.05.1928): “Mr. Jaap Callenbach est
un artiste qui a le noble but de respecter la pensée des auteurs qu’il exécute. Sa grande musicalité, sa belle technique font de lui un magnifique interprète.  [De heer Jaap Callenbach is een kunstenaar die als hoogstaand doel heeft de gedachte van componisten van wie hij werk uitvoert, te respecteren. Zijn grote muzikaliteit en fraaie techniek maken hem een geweldige vertolker.]
Prof. Robert Teichmüller, te Leipzig, schrijft 02.07.1929:
Herr Jaap Callenbach [...],ein ausgezeichneter Muziker und vortrefflicher Pianist, [...] ist technisch wohl gerüstet, ja virtuos eingestellt, gestaltet mit klarem Blick für musikalischen Aufbau, sehr gutem Geschmack und Sinn für Feinheiten.[...] Alles konzertreif! .“ [De heer Jaap Callenbach, een uitstekende musicus en voortreffelijk pianist, heeft een goede zelfs virtuoze techniek en geeft [muziek] vorm met een goed oog voor de muzikale opbouw, met een zeer goede smaak en met gevoel voor details. Rijp voor de concertzaal!]
Van der Hutschenruyter, directeur van de Toonkunst Muziekschool te Rotterdam tot 1925, schrijft in december 1929: “Hy heeft […] een zeer scherp absoluut gehoor, is een smaakvol wel-onderlegd klavierspeler, en heeft  -als leeraar- reeds veel ervaring opgedaan. Studie in het buitenland […] heeft hem technisch, muzikaal en aesthetisch nog ryper gemaakt.”

Jaap kan op twee manieren carrière maken, als uitvoerend kunstenaar en als pedagoog. Van der Hutschenruyter beveelt in 1928 Jaap van harte aan bij de Bataviasche Kunstkring te Weltevreden: “[….] Callenbach is een van onze meestbelovende jongeren, in wiens toekomst ik een onbegrensd vertrouwen heb. Het is dan ook mijn verlangen, dat het mogelijk blijke, zijn wensch –een Indische tournee-  te vervullen.” Waarschijnlijk heeft hij deze tournee niet gemaakt: in het familiearchief , dat een complete verzameling concertprogramma’s lijkt te bevatten, is daarover niets gevonden.
Van der Hutschenruyter schrijft 03.06.1929: ”[…] dat de Heer Jaap Callenbach [….]bewijzen [gaf] van ijver, vlijt en volhardingen [en] van groote muzikale begaafdheid […] Het is mij een genoegen, den jongen, veelbelovenden kunstenaar, zoowel als uitvoerend pianist, als als leeraar van zijn instrument, krachtig en warm aan te bevelen.”

Jaap als uitvoerend kunstenaar
Vanaf 1925 is Jaap als concertpianist opgetreden. Tussen 1925 en 1930 treedt hij bijna alleen op als begeleider van zangeressen. Daarna geeft hij vrijwel alleen uitvoeringen als solist, vooral bij recitals.
Als uitvoerend toonkunstenaar wordt hij in zijn tijd zeer gewaardeerd, zegt Van Dijk. Wanneer hij in de Kurzaal in Scheveningen optreedt, zitten in de jaren dertig zijn leerlingen onder zijn gehoor, als claque. Van Dijk herinnert zich Jaap als een perfectionist die, van noot tot noot, kritisch is op zichzelf. Als begeleider bij zang stond hij ook goed bekend.
Van Dijk noemt Jaaps pianospel ‘cantando’, zingend. Uit de recensies wordt duidelijk dat zijn techniek sterk is beïnvloed door de Franse pianospeelwijze, het ‘jeu perlé’.

Plaatsen van optreden
Hij treedt op in het gehele land. Er zijn drie perioden te onderscheiden: vanaf 1925 tot in 1942, 1942 tot einde WO II en na WO II tot 1956. Zijn laatste twee concerten geeft hij in 1974, bij zijn afscheid van de conservatoria van Arnhem en Rotterdam.
De openbare optredens voor en na WO II vinden vooral in de randstad plaats. Op de bekende concertpodia als Diligentia in Den Haag (totaal 14 keer), de Grote Nutzaal (voor WO II) en Museum Boymans (na WO II) in Rotterdam en Tivoli en K&W in Utrecht. In Amsterdam is hij slechts drie keer opgetreden, waarvan twee keer in de Kleine Zaal van het Concertgebouw.
In den lande treedt hij op tussen Goes en Leeuwarden en tussen Noordwijk en Cuyk.

Tussen 1942 en het einde van WO II heeft hij alleen bij particulieren thuis gespeeld. Het kan niet anders dan dat hij heeft geweigerd lid te worden van de ‘Nederlandsche Kultuurkamer’. Deze nationaal-socialistische instelling werd door de Duitse bezetter in november 1941 opgericht. Ze viel onder het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten. De Kultuurkamer had de pretentie een beroepsorganisatie te zijn van alle kunstenaars. In de praktijk was de Kultuurkamer echter vooral een organisatie die in de kunstsector de nationaal-socialistische gedachte propageerde en de kunstenaar controleerde. Zo moest iedereen die ac­tief was in de kunstsector er verplicht lid van zijn. De keuze van Jaap is exemplarisch voor de meeste Nederlandse kunstenaars in WO II, en de gevolgen daarvan ook. Om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien treedt hij bij particulieren thuis op, ‘overal’ in Nederland. Vanaf eind 1944 alleen nog maar in Den Haag. En dat zal samenhangen met de Spoorwegstaking waardoor het niet mogelijk is elders te komen.
In totaal gaat het om 44 optredens bij particulieren thuis. Soms op een vleugel “in slechten staat, kan nagezien, geïntoneerd en afgeregeld”, soms op een “voortreffelijke”.

Een speciale vermelding krijgt hier zijn optreden op 30 juni 1945, het MaNeTo-concert, de eerste na-oorlogse ‘Manifestatie der Nederlandsche Toonkunst’. Hierbij zijn “de optredende kunstenaars te beschouwen als symbool der Nederlandsche Toonkunst, en de toehoorders als symbool van het Nederlandsche concertpubliek, dat gedurende de oorlogsjaren geweigerd heeft, om de “Nazi-Kultur Konzerte” bij te wonen”. De minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen houdt een toespraak, over “de houding der musici, die òf niet optraden, òf zich in het geheim op huisconcerten lieten horen.” Bij het concert treden op Jo Vincent, een in die tijd wereldberoemde zangeres, Jaap Callenbach (met de 3e Pianosonate van H. Andriessen), Géza Frid (violist) e.a. Jaap moet dus bekend zijn als kunstenaar die zich in de oorlog ‘goed’ heeft gedragen.

Zijn repertoire
Hij soleert niet vaak in een pianoconcert. Tussen 1930 en 1954 zijn tien programma’s overgebleven waarin daarvan sprake is. Het gaat dan om het pianoconcert van Grieg in A kl.t. (2 maal), het 4e pianoconcert van Saint-Saëns (4), de Variations Symphoniques van Franck (1). en Mozarts pianoconcert KV 482 (3). Zijn repertoire bestaat hoofdzakelijk uit kleinere pianowerken. Het zijn werken uit de Barok tot en met de 20e eeuw.
Per periode worden de belangrijkste componisten genoemd van wie Jaap meerdere werken speelde. Uit de barokmuziek Bach (8) en Scarlatti (4). Uit de Klassieke periode Beethoven (6) en Mozart (6). Uit het Romantische repertoire speelt hij o.a. Brahms (4), Chopin (16), Fauré (7), Franck (3), Liszt (7), Mendelssohn (3), Schubert (4), Schumann (4) en Saint-Saëns (3). Van Impressionistische werken composities van Debussy (11) en Ravel (2). Uit rond 1900 en daarna Albeniz (4), De Falla (2), Prokofief (2), Schäfer (4), Van den Sigtenhorst Meijer (2).

Romantische en impressionistische werken zijn verreweg het best vertegenwoordigd in zijn repertoirekeuze (ongeveer 600 keer geprogrammeerd op een totaal van bijna 900). En die pasten ongetwijfeld ook het beste bij de voorkeur van zijn toehoorders.

Recensies van zijn optreden
Naar aanleiding van zijn debuut in Den Haag en Rotterdam in 1931 zijn de recensies lovend over zijn technisch kunnen. Zijn parelende passagespel, zijn vingervlugheid, zijn aanslag, machtig in de forti en fluwelig in de bel canto-pianissimo’s, dwingen bewondering af” (De Tijd, 14.02.1931). “Een goed debuut .[….]Hecht en gedegen van techniek, werd alles volkomen vrij en los gespeeld.”(Telegraaf 14.02.1931). “Zijn spel is technisch voortreffelijk ontwikkeld, rijk genuanceerd, gaaf en delicaat, zuiver geëquilibreerd van aanslag en pedaalgebruik; de voordracht is gevoelig en voornaam, de vertolking vertoont stijlbegrip.” (Algemeen Handelsblad, 14.02.1931). “Steeds is zijn aanslag helder en duidelijk en vooral ook de linkerhand bezit een opvallende klaarheid van klank […] Callenbach’s phraseering, zijn pedaalgebruik […] mogen voortreffelijk worden genoemd. Waarmede natuurlijk niet gezegd wil zijn, dat plastisch alles even mooi gelukte in dit récital.”(De Maasbode, 16.01.1931).

Ook aan zijn interpretatie geven de recensenten aandacht. ”[…] de vertolking vertoont stijlbegrip.” (Algemeen Handelsblad, 14.02.1931). “[…] van nature aanwezige harmonie tusschen speurende intelligentie en intuïtieve gevoels- en beeldende muzikaliteit” (Het Vaderland, 10.01.1931). “[…] ook in dit opzicht moet verblijdende vooruitgang geconstateerd worden. De muzikaliteit is dieper nu, in de voordracht heeft het “aangeleerde” plaats gemaakt voor eigen inzichten; […]”(NRC, 16.01.1931. “De expositie der gedachten geschiedt met overleg, het sentiment gaat diep.”(De Avondpost, 10.01.1931).
Recensies zijn niet altijd lovend: “in Bach en Mozart greep de concertgever volkomen naast de muziek […] Hier waren slechts de noten en miste men de muziek” (NRC, 30.01.1932).  “in de werken van Bach en Mozart, zelfs in de variaties van Mendelssohn misten wij de architecturale schoonheid, […] ten dele te romantisch van expressie, ten dele te vlak en vaak te snel” (Utrechtsch Dagblad, 30.01.1932).
Over zijn uitvoeringen van werken uit de Romantische en Impressionistische literatuur, waartoe ook worden gerekend werken met een vertellend karakter zoals van Albeniz, wordt vanaf het begin van zijn loopbaan positief geoordeeld. ”Brilliant heeft Callenbach Auric, Ravel en Albeniz gespeeld” (NRC, 30.01.1932). “[Na] de pauze […] slaagden “Jeux d’eaux” van Ravel en de beide prachtige pianostukken van Albeniz (Evocation en Navarra).” (Utrechtsch Dagblad, 30.01.1932)

Hem wordt een mooie toekomst voorspeld. “Jaap Callenbach zal een meditatief pianist worden, een vertolker van de dingen, die van binnen uit geboren zijn. Een boodschapper van de geestelijke innerlijke gewaarwordingen, en dat zegt heel wat in dezen oppervlakkigen en buitenissigen tijd.”(De Tijd, 10.01.1931).
In het verfijnde coloriet der Fransche impressionisten en den meesleependen verteltrant der romantici vindt hij alles van zijn gading. […] de tot in details opmerkelijk verzorgde weergave van de prachtige stukken van Debussy […]” (NRC, 10.01.1931)

Na WO II wordt over hem gesproken als “een musicus, die zich door de geest der werken laat inspireren en dan tot een indrukwekkende interpretatie komt” (Algemeen Handelsblad, 24.03.1951). En over een concert waarin “de sfeer van Schumann […] prachtig tot uiting [kwam] in de geniale études. Fijnzinnig en uiterst muzikaal kwamen wellicht als het hoogtepunt van dit récital Prélude, choral et fugue tot hun recht.” (NRC, 28.03.1951).

  

In het archief zijn ook recensies bewaard gebleven die dezelfde uitvoering verschillend beoordelen, jammer genoeg zonder datum.

Vooral in Schumann’s Etudes symphoniques heeft Jaap Callenbach getoond welk een knap pianist hij is. Men moet heel wat in de mars hebben om Schumann’s werk zoo zeker en brillant te kunnen vertolken.     NRC

De Etudes symphoniques klonken te veel als etudes en te weinig als muziekstukken.     Rott. Nieuwsblad

Van Schumann’s Etudes symphoniques gaf Callenbach een zeer boeiende vertolking, die getuigde van een gezonde stoere muzikaliteit en van een harmonisch ontwikkelde techniek.     Alg. Handelsblad

Er was te weinig warmte, te weinig geestdrift, te weinig bezieling in zijn vertolking, zoo vielen er slappe leege plekken.     Dagblad van Rotterdam

Jaap als pianopedagoog

Jaap Callenbach heeft een drukke praktijk als pianopedagoog, schrijft een krant in 1947. Zijn eerste benoeming tot docent piano is aan het Rotterdams Conservatorium, in 1935. Willem Pijper is dan directeur. Die is in Nederland dé verdediger van de Franse muzikale traditie. Dat een ‘jongeman’ als Jaap Callenbach direct tot hoofddocent wordt benoemd, zal samenhangen met zijn voortgezette opleiding in Frankrijk, bij Marcel Ciampi. Ciampi is dan toonaangevend musicus, componist en pedagoog, wereldberoemd.
Een van Jaaps oudste oud-leerlingen is de al eerder genoemde Jan van Dijk. Die begint zijn opleiding in Rotterdam in 1936. Zijn mentor is Willem Pijper. En deze beveelt Van Dijk van harte aan te gaan studeren bij Jaap Callenbach.
Van Dijk vertelt dat Jaap zijn leerlingen een overzicht gaf van voornaamste speelmanieren. Jaap plaatst zich daarbij in de Franse pianistische lijn van Liszt  en Chopin die, via een concertpianist als Cortot, in de jaren dertig doorloopt tot Ciampi. “Callenbach speelde ook als een Fransman.” zegt Van Dijk.
Jaap heeft daarnaast, tijdens zijn buitenlandse vervolgopleiding, kennis gemaakt met de theorie van Karl Leimer. Die theorie heeft hij ook op Van Dijk toegepast. Van Dijk vat die theorie samen: “Pianotechniek leer je niet door voortdurend  etudes te oefenen: dat stompt af, dan hoor je niets meer. Je leert het door in bed de muziek in het hoofd te zetten en dan uit het hoofd in langzaam tempo te gaan spelen”. Naast training in techniek geeft Jaap ook geheugentraining. Als 89-jarige getuigt Van Dijk in 2007: “Door techniek van Jaap geleerd te hebben kan ik nog steeds spelen.”
Van Dijk vertelt hoe hij jaren later (de jaren zestig en zeventig?) de pedagogiek van Jaap Callenbach propageerde. Van Dijk kwam, als voorzitter van de Staatscommissie van Muziek, bij examens ook in aanraking met studenten die techniek te kort kwamen. Hun adviseerde hij de boeken van Jaap Callenbach te gaan bestuderen. Toen hem in november 2007 de archiefexemplaren van die boeken getoond werden, herkende hij deze als boeken waaruit hij zelf ook les heeft gekregen van Jaap Callenbach.

Zijn leerlingen
Van Dijk noemt als leerlingen van Jaap Callenbach onder andere: Elly Salomé (muziekrecensente bij Het Parool), Gijsbert Nieuwland (dirigent van de Marinierskapel), Jan Masséus (Nederlands componist 1913 – 1999), Louis van Dijk (die met Prof. Pieter van Vollenhoven het duo ‘Muzikale Vrienden’ vormt) , Peter Schat (componist 1935 - 2003), die ook een compositie aan Jaap Callenbach heeft opgedragen en Jan Zekveld (VARA Zaterdagmiddagmatinee).
De betekenis van Jaap Callenbach als pedagoog krijgt ook dimensie doordat verschillende beroepsmusici, zoals Louis van Dijk, regelmatig Jaap Callenbach in het bijzonder noemen als hun leermeester.
Jaap had persoonlijke belangstelling voor leerlingen. Zo bezocht hij Van Dijk toen die in de oorlogsjaren uit huis was gezet.
Hij had, vertelt Van Dijk, ook zijn kwetsbare kant: zijn leerlingen mochten van hem niet komen aan het Vierde pianoconcert van Saint-Saëns: dat bewaarde Jaap voor zichzelf.

Afsluitend

Hoewel in het familiearchief niets persoonlijks bewaard is gebleven van Jaap Callenbach, is het dankzij het uitgebreide archiefmateriaal wel mogelijk een goede indruk te krijgen van de kwaliteiten van Jaap als concertpianist en van zijn sterke (en zwakke) kanten daarbij.
Op grond van het materiaal is een impressie gegeven van de voorkeuren van Jaap en zijn publiek voor romantische en impressionistische composities.
In het archief heb ik een lijst gedeponeerd, gemaakt op basis van de programma’s, van alle werken die Jaap heeft gespeeld met vermelding van het aantal keren. Die gedetailleerde lijst geeft exact aan waarnaar Jaaps voorliefde uitging.

Gégé Callenbach (5.7.2.2)

[1] Jan van Dijk is in 1918 geboren. In 1936 wordt hij student aan het Conservatorium te Rotterdam en leerling van Jaap Callenbach. Zijn mentor is Willem Pijper, directeur van het Rotterdams Conservatorium. Na de Tweede Wereldoorlog wordt Van Dijk zelf docent aan het Conservatorium te Rotterdam (harmonie. contrapunt, theorie en compositie) en later ook te Tilburg.
Hij heeft meer dan 1000 werken gecomponeerd.
Hij is ereburger van Gouda.
Op 20 december 2007 heb ik bij hem thuis een gesprek gehad. Citaten van Van Dijk komen uit dit gesprek (GGC).